Op de HBS in Heerlen illustreerde ik de schoolkrantjes waarbij de nonnetjes die daar les gaven het vaak moesten ontgelden. De invloed van het katholieke zuiden zou lange tijd haar invloed doen gelden op mijn tekeningen en later in mijn beelden. De hele omgeving riep op tot een zekere spot die gedrenkt was in een deken van onbevangen dromerigheid. De beelden van processies door de straten van het Limburgse heuvelland en het schilderachtige carnaval met clowneske eenling-figuren waren prachtig en een voedingsbodem voor fantasie. Na mijn eindexamen, op mijn zeventiende, ging ik een jaar naar het buitenland en volgde daar intensief tekenlessen, o.a. aan een kunstacademie. Ik werd gestimuleerd om op muziekstukken, bv. van Berlioz, mijn eigen wijze van illustreren te ontwikkelen. Zo ontdekte ik dat de cartoonachtige tekeningen niet van eenzijdigheid getuigden maar juist een sterke eigen kant van mij waren.
Dat mijn wonderlijke tekeningen niet als eenzijdig beoordeeld werden maar als “eigen” was een waardevolle ontdekking. Dit gaf een groot gevoel van vrijheid, iets wat ik nog altijd als uitgangspunt van leven ervaar. Graag wilde ik ondersteunende technieken leren. Allerliefst wilde ik een opleiding volgen voor tekenfilms en naar de kunstacademie gaan. Maar mijn ouders zagen daar geen heil in: ze vonden dat daar te veel gevaren op de loer lagen voor een jong meisje (nozems en baardapen). In 1967 ging ik psychologie studeren in Leiden.Daar hield ik mij ook bezig met het illustreren van almanakken en het tekenen van posters en cartoons. Ik ging tekenlessen volgen bij Harry Koolen en volgde etslessen aan de Vrije Academie in Den Haag. In 1975 studeerde ik af als klinisch psycholoog. |
Deel van een strip in de Almanak van Augustinus 1969 : De strijd van de Paus tegen de pil .(in die tijd een progressief item) |
Tekening: Tegenslag (1972) | Ets |
Het waren jaren van verliefdheden, van trouwen met Hans de Keyzer in 1974. We kregen drie kinderen, Myrthe (1975), Niels (1978) en Wendy (1983) – ze zijn mijn mooiste baksels.
Ook ging ik zeefdrukken en maakte kennis met klei maar pas toen ik tegen mijn veertigste een oventje cadeau kreeg, ontstonden oeverloos veel beelden van keramiek. Binnen een jaar kreeg ik mijn eerste expositie in Zeist (1990).
In 1991 stierf Hans. Lichtvoetigheid is een overlevingsmechanisme. Mijn beelden bleven dansen, maar er ontstonden veel tweelingbeelden en vaak holtes die ook een vorm uitdrukken en eveneens getuigen van gemis. De onderwerpen komen uit mijn naaste omgeving.
Ik kreeg veel vaste galeries die mijn werk op kunstbeurzen (zoals Haf, Lineart, AFA, Open Art Fair, Affordable, Primavera, Arti, ITAF, Naarden-Vesting, Art Breda) gingen vertegenwoordigen. De beelden groeiden in grootte – er ontstonden tuinbeelden maar ook wand-objecten en recentelijk kleine porseleintjes.
Werken met klei heeft mijn leven verrijkt. Ik heb er bijzondere mensen door ontmoet en warme vriendschappen aan overgehouden, met mensen van alle pluimage gefeest en gegeten en geëxposeerd. Alweer 26 jaar geleden heb ik Henk Jan ontmoet, die mijn beelden vervoert en meedenkt, zoals ik dat doe met zijn foto’s.
Ik ben lid van kunstenaarsverenigingen: Genootschap Kunstliefde en LKV-Brak.
Mijn werk is in het bezit van vele particulieren en bij collecties ondergebracht zoals o.a.: Theemuseum te Houwerzijl, Koninklijke Numico, de Industriële Club te Amsterdam, Jufidet in de Bilt, Cono Kaasmakers, de Rabobank, De Kamphuis Collectie, Liebherr en aangekocht door galeries en vele anderen.
Inmiddels ben ik Oma van een heel stel kleinkinderen. Ik geniet van deze prachtige mensbaksels. Ik hoop dat mijn handen tot op hoge leeftijd het gevecht met de klei willen aangaan.